De vraag hoe we de gezondheid en levensduur prominenter op de agenda kunnen krijgen houdt me al een tijd bezig. We hebben eens voorgesteld om levensduur vanwege de voordelen voor de mineralenbalans op te nemen in de Ecoregeling. Dat werd door de overheid afgedaan met de opmerking dat zoiets wel vanzelf zou gaan omdat melkveehouders daar dik aan verdienen. Dat deed me denken aan de zienswijze van de Raad voor dieraangelegenheden met betrekking tot een “dierwaardige gezondheidzorg voor productiedieren” uit 2023. Gezondheidszorg is immers ook de basis voor een langere levensduur van de veestapel. Volgens de RDA moet er een nationale agenda komen. “Die is enorm belangrijk, want vanzelf gaat het niet”. Je kunt je volgens de RDA niet veroorloven om met een hele riedel aan bedrijfsgebonden ziekten te zitten die “hardnekkig genormaliseerd je bedrijf bestoken” en waar je niet meer wakker van ligt. Maar die intussen niet alleen het verdienmodel van de melkveehouder flink onder druk zetten, maar ook de maatschappelijke acceptatie en waardering. Een overheid die zegt dat het vanzelf wel goed komt en een overheidsadviseur die het tegendeel beweert. Wie heeft er gelijk? Nog even terug maar het verdienmodel waar de overheid zo’n hoge pet van op heeft. Koeien produceren niet alleen meer als ze ouder worden, de grootste winst zit hem in de verminderde melkderving door een betere gezondheid. De werkelijke (levens)productie kan op veel bedrijven dus veel hoger. Waarom zetten melkveehouders hun eigen verdienmodel eigenlijk onder druk? Er moet een reden zijn waarom de productie al sinds jaar en dag belangrijker wordt gevonden dan de gezondheid terwijl de samenhang onmiskenbaar is. De overheidsdienaren mogen zich achter de oren krabben; ze hebben gelijk maar krijgen het niet.
Als een van de belangrijkste reden voor een te korte levensduur wordt door erfbetreders vaak tijdgebrek bij melkveehouders genoemd. Uit een praktijkonderzoek enkele jaren geleden, uitgevoerd onder zo’n 120 bedrijven, bleek dat er uiteindelijk minder dan een half uur per dag aan de gezondheidszorg wordt besteed. En dat voor gemiddeld ruim 100 koeien. De 25% bedrijven met de langste levensduur, blijken meer tijd per koe en per stuks jongvee te besteden. Maar omdat ze minder jongvee hebben toch nog 87 uur per jaar minder. Het argument van tijdgebrek houdt dus geen stand. Werken aan een gezonde veestapel wordt om andere redenen niet belangrijk genoeg gevonden. Is het dan toch gebrek aan kennis over maatregelen en de relatie met gezondheid en levensduur? In zijn betoog benoemde de voorzitter van de RDA ook de erfbetreders uitdrukkelijk omdat het “ook hun erven zijn waar ze trots op zouden moeten zijn”. En dat we naar een “gedeeld iets” toe moeten werken met een duidelijk gezamenlijk doel. Voor gezondheid en levensduur dachten we dat intussen wel te hebben, maar het vraagt kennelijk meer dan goede voornemens. Het gaat inderdaad niet vanzelf. Misschien is een goede (beleids)agenda voor gezondheid en levensduur toch nog niet zo’n gek idee.
Column: Waarom je beter zelf kunt innoveren om methaan terug te dringen
ZLO organiseert op 23 november een symposium voor erfbetreders over…