Economie van levensduur (1): niet ingewikkeld, soms lastig.

De laatste tijd hoor je verschillende geluiden over de economische voordelen van levensduur. Volgens sommige wetenschappelijke berekeningen zou het niets uitmaken, volgens (de meeste) andere juist wel. En op basis van praktijkcijfers zien we een meerwaarde van ca. € 2.000 per maand levensduur extra. Maar er zit een flinke spreiding in. Het is voor het eigen bedrijf ook best lastig te beoordelen omdat je het niet direct terugziet in de boekhoudcijfers. Om het toch inzichtelijk te maken kiezen we voor een wat andere benadering; die van het levenssaldo zoals we die ook in de pilot Geef-ze-de-vijf hebben gebruikt. Hoe gaat dat in zijn werk?

We kijken in de eerste plaats naar de koe, los van de bedrijfssituatie en berekenen wat het betekent voor de kosten en baten als een koe ouder wordt. Vervolgens gaan we na wat de economisch meest optimale levensduur is. Met andere woorden, wanneer is de productie te laag, kost het teveel arbeid, maak je teveel kosten voor de gezondheid etc. Per koe kan dat sterk verschillen dus het gaat om het gemiddelde beeld op het bedrijf. Om vervolgens na te gaan waarom bij de koeien de optimale leeftijd niet wordt bereikt en wat je daar aan kunt doen. En nu komt het: de opzet van het bedrijf en daaraan gekoppeld je eigen aanhoud- en afvoerbeleid bepalen of dat ook daadwerkelijk wordt bereikt. Melkveehouders die heel gericht kiezen voor de economische voordelen van levensduurverlenging passen dat beleid aan binnen de kaders van hun bedrijfsopzet. En dan kom je ook toe aan de persoonlijke overwegingen van de melkveehouder zoals geen zin in gedoe etc. Of juist vakbekwaamheid en het als een uitdaging zien.

Het levenssaldo
Het levenssaldo bereken je door van de aanwezige koeien op je bedrijf alle opbrengsten te verminderen met alle toegerekende kosten gedurende het productieve leven van de koeien (gemiddelde leeftijd minus afkalfleeftijd). In de tabel is dat enigszins vereenvoudigd weergegeven voor 6 maanden verschil in productieve leeftijd. Deel het resultaat door het gemiddeld aantal aanwezige koeien, en je hebt het resultaat per aanwezige koe. Datzelfde kun je doen voor de afgevoerde koeien. Door de hogere leeftijd is het levenssaldo hoger maar omdat het om veel minder koeien gaat is het totaalresultaat toch veel lager. Dat is een van de redenen waarom wij de prestaties van de aanwezige koeien belangrijk vinden. Bovendien bepalen die de dagelijkse gang van zaken, de productie, het werkplezier, de CO2-productie en wat dies meer zij.

Oude koe of vaars
Het al of niet inruilen van een koe voor een vaars zou altijd een economische beslissing moeten zijn. Zodra ze zo weinig produceert dat ze per saldo minder opbrengt dan een vaars, dan zou je de koe af moeten voeren. Daar worden ook de opbrengstprijs van de slachtkoe of die van de vaars(kalf) bij ingerekend. Door het vergelijken van de levenssaldo’s van de vaars en de koe zal blijken wie het economisch wint. Daar gaan we in deel 2 op in.

Genetisch minder?
Nu wordt vaak gedacht dat je met het aanhouden van oudere koeien de genetische verbetering misloopt, maar dat is maar ten dele waar. Als een oudere koe 2.000 kg meer produceert dan staat dat voor vele jaren genetische verbetering terwijl de koe hooguit enkele jaren langer wordt aangehouden. En omdat je intussen wel van de genetische verbetering profiteert via de stieren, is nauwelijks sprake van een achterstand. De genetica wint het niet van de levensduur maar met een koe met een slechte aanleg voor vruchtbaarheid en gezondheid win je het ook niet. Beide bepalen ze het resultaat.

Van koe naar bedrijfssysteem
Nu gaat de discussie vaak over de optimale economische levensduur. Op koeniveau is dat ca. 8 lactaties, zo is uit onderzoek gebleken. En dat is ongeacht de productie of de genetische verbetering en levensduurverlenging loont altijd. Maar geldt dat ook voor elk bedrijfstype? Volgens sommigen is er voor elk bedrijfstype/bedrijfsomstandigheid een ander optimum. Zo zou een intensief bedrijf op relatief dure grond en met duur krachtvoer liefst veel wil melken per ha met een hoge productie. Dat heeft gevolgen voor de levensduur. Een extensief bedrijf zal het ruwvoer maximaal en efficiënt willen benutten en minder krachtvoer willen gebruiken. De fokkerij en het management zullen zich dan meer richten op een maximale en efficiënte benutting van het ruwvoer. Een ander wil een goed bevleesde koe omdat het ook geld opbrengt. En laten we niet vergeten, het oordeel van de melkveehouder over wat voor zijn/haar bedrijf de beste aanpak is, is vaak leidend. Willekeurige bedrijven onderling vergelijken geeft dus geen inzicht in de economische gevolgen van levensduurverlenging.

Zelf rekenen
Wil je twee situaties met een verschillende levensduur met elkaar vergelijken, dan moet je een inschattingen maken van de toegerekende kosten en baten op koppelniveau. Belangrijk daarbij is de inschatting van de toename van de productie met de leeftijd. Dat kan op basis van MPR-cijfers van de verschillende leeftijdsgroepen. Daarnaast van de voerefficiëntie als er minder vaarzen zijn. En als de gezondheid van de koeien verbetert geeft dat ook extra melk. Begin met een eenvoudige berekening op basis van reële aannames en duidelijke doelen. Dan kun je al een aardig beeld krijgen. Je voorlichters kunnen je daarbij helpen.

Kennisplatform
Op het kennisplatform vind je nog meer informatie over economie en levensduur en tips voor als je zelf een berekening wilt maken. Vanwege de afronding van de pilot Geef-ze-de-Vijf bieden wij de lezers van onze nieuwsbrief gratis toegang tot het Kennisplatform voor Levensduur. Kijk in de nieuwsbrief voor aanmelden. Ben je nog niet geabonneerd, kijk dan op de website voor aanmelden.

Meer "onderzoek en praktijk"